“Een banjo, twee mandarijnen en een sinaasappel”

Luister

Klokslag vier uur komt Theo Loevendie de straat overgestoken. Hij woont aan de overkant. Of we in zijn stamcafé Welling konden afspreken. “Het mag ook bij mij thuis, maar liever niet, want dan ga ik het theeservies beslist uit mijn handen laten vallen”, schreef de 88-jarige componist in de mailwisseling voorafgaand aan dit interview. Welling dus. Een klein, bruin café in Amsterdam Zuid, vlak achter het concertgebouw. We kiezen een plek op het terras en bestellen thee. “Is Erik er nog niet? Hij is toch meestal stipt op tijd”, zegt Loevendie. “Ha, daar zul je hem hebben!” Aan de overkant zet Erik Bosgraaf zijn fiets op slot. Even later gaat hij zitten: “Ha Theo, ik had gehoopt de cd bij me te hebben, maar ik denk dat het volgende week wordt…’

De cd, daar gaat het om. Bosgraaf: “Het is anthologie; een soort eerbetoon aan onze samenwerking in de afgelopen vier jaar.” Theo Loevendie en Erik Bosgraaf kwamen met elkaar in contact toen Loevendie Bosgraaf vroeg blokfluit te spelen in zijn opera The Rise of Spinoza. In dat verhaal over de zeventiende-eeuwse filosoof speelt de muziek van de blinde beiaardier en blokfluitvirtuoos Jacob van Eyck een rol. Een tijdgenoot van Spinoza. “Erik kwam met het idee het personage van van Eyck als het ware te acteren”, vertelt Loevendie. “Hij zat op de rand van het podium blokfluit te spelen. Het werkte als een trein.” De samenwerking verliep zo goed dat Bosgraaf de stoute schoenen aantrok en Loevendie vroeg om een blokfluitconcert voor hem te schrijven.

“Zijn muziek werkt!”
Bosgraaf: “Ik kende Theo’s muziek natuurlijk al. Maar toen ik eenmaal met hem samenwerkte, dacht ik: waarom heb ik niet eerder… Wij zitten zó op één lijn!” Pratend over wat dat die lijn dan is, komen verschillende dingen naar boven: Beiden houden zich bezig met zowel geïmproviseerde als gecomponeerde muziek. De blokfluit is bovendien een instrument uit de tijd dat componisten zelf speelden en hun muzikanten veel vrijheid lieten, net zoals Theo Loevendie, die behalve componist zijn hele leven jazzmuzikant was. Bosgraaf: “Theo is bovendien zelf blazer, hij heeft enorm veel gevoel voor het schrijven voor een blaasinstrument. Hij weet hoe het is om op het podium te staan. Zijn muziek werkt.”

Toch was Bosgraaf verbaast toen de eerste noten van het blokfluitconcert bij hem in de bus vielen. “Theo componeerde eerst het laatste deel. Onbewust dacht ik: een componist op die toch respectabele leeftijd schrijft vast muziek gebeend van alle tierlantijntjes, een soort verstilde haiku. Toen kreeg ik de partituur. Er stond tempo 180 boven, het zag zwart van de noten en het was ongelooflijk virtuoos. Ik moest als een dolle studeren. Dat is ook typisch aan de muziek van Theo, hij zet je meteen goed aan het werk.”

Het blokfluitconcert, dat Nachklang heet, is grotendeels geënt op de muziek van Bach. Loevendie schreef het niet alleen voor Erik Bosgraaf, maar ook met de barokke klank van Holland Baroque in gedachten. De repetities met dat ensemble waren een openbaring voor de componist: “Ik dook in een wereld halverwege het symfonieorkest en mijn eigen jazzpraktijk. Dat een beetje losse. De muzikanten kwamen naar me toe, zo van: hoe wil je dit, hoe wil je dat. Nou, dat moet je bij het Concertgebouworkest of iets dergelijks niet proberen, daar moet je met de dirigent praten, die zegt dan: meneer de eerste trompet, wilt u een beetje zachter blazen.”

Met het langzame deel van Nachklang zat Loevendie, zoals hij dat zelf zegt, ontzettend te dubben. Misschien juist wel omdat hij zo geïnspireerd was: “Het was alsof alles van buitenaf kwam. Wat niet zo was natuurlijk, want het borrelt toch ergens vanuit je binnenste. Je weet, Bach schreef onder zijn partituren vaak Soli deo Gloria. Hij had het gevoel dat God hem dat allemaal ingaf. Nou geloof ik niet in God als persoon. Behalve dan als ik naar Bach luister: Johan Sebastiaan God. Maar toch, het was alsof ik het niet zelf bedacht. Daarom kon ik niet inschatten wat de werking was. En…” “Sorry dat ik je onderbreek”, zegt Bosgraaf, “maar jouw muziek werkt altijd. Theo heeft bij wijze van spreken stukken geschreven voor banjo, twee mandarijnen en een sinaasappel, die…”

Loevendie: “Dríe mandarijnen!”

Bosgraaf: “…ik bedoel: hij kan gewoon voor elke instrumentatie schrijven, dat is het ongelooflijke. En het werkt altijd!”

Heeft de cd een titel?
Bosgraaf: “Nee. Er staat Loevendie and Bosgraaf op. Het is een beetje Simon en Garfunkel. Bosgraaf en Loevendie, of Loevendie en Bosgraaf.”

Er staan stukken op die de samenwerking en de vriendschap van de afgelopen vier jaar hebben opgeleverd: Nachklang (het blokfluitconcert), Reflex (voor blokfluit solo), Dance for Three (een bewerking van een eerder geschreven vioolstuk) en gedeelten van de blokfluitmuziek uit de opera over Spinoza.

De gecomponeerde stukken worden op de cd afgewisseld met improvisaties door Loevendie aan de piano – zijn instrument sinds de arts hem verbood nog langer te blazen, iets dat op zijn leeftijd een gevaarlijke druk op de ogen geeft – Oene van Geel op altviool en Bosgraaf op blokfluit. Een natuurlijke keuze. Loevendie heeft al zes jaar zijn eigen maandelijkse jazzavond in café Welling. “De elektrische piano wordt achter uit de kast gehaald, alle tafeltjes gaan eruit, het wordt een echt zaaltje en met mooi weer zitten mensen zelfs op het terras”, vertelt hij. Bosgraaf was er al een aantal keer gastsolist. Loevendie: “Verbazingwekkend, want eigenlijk is hij klassiek musicus.” “Nou, het is niet zo dat ik alleen uit mijn bed kom als ik in driedelig pak het podium op mag hoor”, zegt Bosgraaf. “Ik heb ook heel lang in een rockband gespeeld, en op straat opgetreden. Ik zie het als spelen op een feestje voor vrienden, ik geniet van.”

“Er ontplofte iets bij mij”
Toen Erik Bosgraaf bij eerste de improvisatiesessies aankwam met een oud Passacaglia thema van Bach werd Theo Loevendie terug gekatapulteerd naar zijn vroegste jeugd. Als jongetje van een jaar of acht liet een muziekleraar op school hem kennismaken met muziek van Bach. Theo’s vroegste pogingen tot componeren waren eenvoudige fuga’s en passacaglia-achtige stukjes. Loevendie: “Door dat idee van Erik ontplofte er iets bij mij. Het was een bijna mystieke ervaring. Ik dacht: verrek, dat is wat ik als achtjarige deed en daarna bijna nooit meer. Nu ben ik opnieuw in de ban van de Passacaglia geraakt.”

Bosgraaf: “Het is alsof je met een grote omweg helemaal bij het begin bent teruggekomen.”

Op dat moment komt Loevendies vrouw Joke het café binnen. Loevendie: “Ze komt hier niet zoveel als ik, maar ik heb haar wel hier leren kennen.” Ze geeft Erik Bosgraaf een klein boekje met daarin allerlei portretten van Loevendie die verschillende kunstenaars in de loop van zijn leven hebben gemaakt. “Ongelooflijk hè, al die portretten, je houdt het bijna niet voor mogelijk”, zegt Loevendie. “Joke heeft dat boekje speciaal laten maken ter ere van mijn 88ste verjaardag vorige week. Bosgraaf: “Wat ik zo bijzonder vind: wij schelen precies vijftig jaar. Maar de muziek gaat daar dwars doorheen. Dat leeftijdsverschil maakt helemaal niets uit. Dat is het wonder van deze muziek. Ik ben zo blij dat ik Theo heb leren kennen, dat ik met hem al deze dingen… Maar wat zeg ik? Nu praat ik erover alsof het voorbij is, maar we gaan gewoon door met samenspelen!”

EINDE

Deel dit bericht

NOG DOORLEZEN?

‘Het past allemaal in elkaar’

Peter Duivenvoorden (72) is beeldend kunstenaar. Hij schildert en geeft schilderles. Daarnaast werkt hij aan een Nederlandse vertaling van de Oorspronkelijke Uitgave van Een Cursus in Wonderen. Machiel Swillens zocht...

Lees Verder >>