Een Cursus in Wonderen is een dik boek met gouden letters op een blauwe kaft. Het flinterdunne papier knispert tussen mijn vingers. Toen ik het boek voor het eerst opensloeg, dacht ik, nee, dit is niks voor mij. Te veel God, te veel Heilige Geest, te veel Verzoening. Al die woorden waren te zwaar beladen. Ze galmden naar kerk en geurden naar wierook.
Toen ontdekte ik achter in het boek een deel dat Werkboek heet. Voor elke dag van het jaar een les om te doen. Het begint met kleine gedachte-oefeningen. De eerste is: ‘Niets wat ik zie betekent iets’. Kijk maar eens om je heen in de kamer en zeg tegen jezelf dat de dingen die je ziet niets betekenen: Deze tafel betekent niets. Deze stoel betekent niets. Deze hand betekent niets. Dat kon ik doen, dacht ik. Elke dag een paar minuutjes. Er stond in de instructie dat ik het niet hoefde te geloven, als ik het maar toepaste. Al doende ontdekte ik dat het erom ging mij te doen inzien dat ikzelf aan elk ding de betekenis heb gegeven die het voor mij heeft. Sterker nog, dat alle dingen die ik zie naar buiten geprojecteerde gedachten zijn. Wie ooit heeft zitten staren naar de bekende tekening van een figuur waarin je een oude vrouw of een jong meisje kan zien, een zogenaamde ambigue figuur, weet een beetje hoe dit werkt. Me realiseren dat die tafel alleen een tafel is omdat ik het begrip tafel erop projecteer, gaat veel verder. Daarbij komt dat het een mooie, onhandige of dierbare tafel kan zijn – die oude eikenhouten tafel waarvan ik nooit afscheid wil nemen – en ook dat zijn alleen maar mijn gedachten. Ook die waardeoordelen hebben niets te maken met het ding op zich. Als er daarbuiten al een ding bestaat los van mij, want ook die overtuiging begon te wankelen.
Intussen las ik ook het Tekstboek. Dat is het eerste ‘theoretische’ gedeelte van de Cursus. Al lezend begonnen de beladen woorden hun betekenis te verliezen. Net als de tafel, de stoel, de hand. Toen, langzaamaan, openbaarde de context nieuwe betekenissen. In het ritme van de zinnen fluisterden de woorden elkaar betekenis toe, alsof ze elkaar verklaarden. Zo werden ze betekenisdragers voor iets dat niet in woorden is te vatten. Vergeving is een woord dat centraal staat in de Cursus. Alweer zo’n woord. Al lezend, kreeg het voor mij de betekenis van loslaten, van mijn oordeel ergens over terugnemen, van stil worden en openstaan voor wat de werkelijke betekenis van iets zou kunnen zijn. Met zijn woordkeus vraagt de Cursus van mij om precies die woorden te vergeven die ik met de meest zware betekenissen heb beladen. Daarmee maakt de Cursus het mij niet makkelijk. Het vraagt oefening en herhaling. Telkens weer kijken, loslaten en mijn geest vrijmaken voor het nieuwe. Dat maakt een kracht in mij wakker. Het proces van het lezen van de Cursus is daarmee het proces waar het in de Cursus over gaat. Het erkennen en terugnemen van al mijn oordelen en overtuigingen uit het verleden, zodat ik kan gaan zien wat nu is.
04 03 2023